Ik ben Sija.
Vijf jaar geleden vond ik een klasgenoot terug,
die ik 55 jaar niet had gezien,
via Facebook.
Ik stuurde hem brutaal een bericht: ben jij dat?
Die die daar heeft gewoond?
Een uur later kreeg ik een bericht terug:
ja, dat ben ik.
We hebben drie maanden contact gehad,
toen stelde hij voor om koffie te drinken
en ik heb ja gezegd.
Maar meteen dacht ik: oei,
wat heb ik me nu weer op de hals gehaald?
Mijn man is nog maar een paar jaar overleden,
en nu heb ik afgesproken met een andere man.
Ik heb de computer uitgezet.
Net voor Kerst spraken we af.
Ik keek naar buiten en zag uit de tram
een man met een enorme bos rode rozen
naar buiten stappen.
Dat zal wel niet voor mij zijn, dacht ik.
Maar jawel, dat was hij!
We hebben herinneringen opgehaald
en op een bepaald moment zei hij:
ik moet je iets vertellen,
maar misschien mag ik dan nooit meer komen.
Ik dacht: oei oei,
heeft hij in de gevangenis gezeten?
Hij zei: ik ben homo.
Ik zei: okee.
Hij zei: ik woon al 44 jaar samen met een man.
Ik zei: dat is langer dan mijn man en ik getrouwd geweest zijn.
Ik was daarin heel nuchter.
Daarna is onze band heel sterk geworden.
Ik ben vrienden kwijtgeraakt door deze vriendschap.
Daarom werk ik nu bij Stichting Bij De Kerk,
die zich inzet voor acceptatie van homoseksualiteit en transgenders in de kerk.
Ik ben moeder van een gehandicapte zoon,
ik weet hoe het voelt om door je familie te worden uitgesloten.
Opgetekend op 9 mei in het Nozepandje.